Bloedbad in de Utrechtsedwarsstraat
Volkhouder Johan Philip Burger gaat zich aan sterke drank te buiten, met de bekende gevolgen voor zijn vrouw, Anna Margaretha Kletting, die hij razend en vloekend mishandelt, en zijn huisraad, dat hij regelmatig aan stukken slaat. Voorts heeft hij 'in zijn quaadaardigheijd hoeken uit bierglazen gebeeten' en met een 'meshouwer of degen in zijn hand' gedreigd zijn arme vrouw dood te zullen slaan. Hij rukt zich de kleren van zijn lijf en wil zichzelf met het mes verwonden, 'intusschen roepende op een godslasterlijke wijze': "God is geen God, als hij mij niet door de afgrond laat zinken, daar is geen God voor mij, de duijvel word mijn God."
Kortom, niet zomaar een dronkenlap, maar er zitten nog meer steekjes aan hem los. De buren getuigen dat hij Anna 'een zodanig zwaare slag heeft toegbragt dat ze vreeselijk uit neus en mond bloedde', toen ze weigerde met een Fransman die er zeer warhaverig en onzindelijk uitzag' aan tafel te eten. Burger ziet kennelijk ook zelf wel dat hij niet helemaal in orde is en laat chirurgijn Lelij halen, 'van wie hij ader gelaten wilde weezen'. Die zegt: "Burger, het is niet nodig dat jij gelaten word, jij bent gezond."
"Als jij mij niet laten wilt, dan zal ik mij zelf over de arm snijen," antwoordt Burger en grijpt met een pennemesje dat op tafel ligt. Lelij geeft toe: "Kom aan als jij toch gelaten wil weezen, dan zal ik u laten." Hij laat het bloed in een spoelkom lopen en als iemand die weg wil halen, roept Burger: "Wacht wat, het is er voor den donder uitgekomen, het moet er voor de blixem weer in," waarop hij de kom geheel leegdrinkt. De getuigen, inclusief de chirurgijn 'grilden van 't aan te zien'. "Nou zal de donder een weerligt je God worden," schreeuwt Burger en pakt twee pistolen. Ze weten hem die af te pakken, waarop Burger met een 'mes bij hem gestooken en een hartsvanger op zijde' de deur uit loopt.
Ook buurvrouw Arriaantje Zwartsbergen moet het ontgelden. Als ze met haar kind op schoot thee zit te drinken, wil Burger ook een kop thee. Die krijgt hij, maar hij giet er rode wijn bij. Vervolgens haalt hij een mes uit zijn zak en zegt: "Wat let mij, dat ik mij niet de aderen afsnij en het bloed in de kom laat loopen." Dat doe je toch niet, zegt Arriaantje. "Neen, blixemskind, jij zal 't hebben," roept hij en haalt met het mes over tafel naar haar uit, waarbij ze met stoel en al achterover valt. Maar verder blijft ze ongedeerd.
Alle attestanten zijn het eens: Anna is 'een ordentelijke vrouw die haar best doet om met eere over de waereld te komen, mitsgaders voor zo verre hun bekend is, haar man nimmer of ooit eenige redenen gegeven heeft om dusdanig met haar te handelen als hier vooren is gemelt'.
GERARDUS WIJTHOFF 1750-1794 - 1 - Beginner - 13301 - (1764-1764) - NOTJ00870000568 - NOTJ00870000571