Een reis met hindernissen
Laatst bijgewerkt op:
JAN VERLEIJ 1741-1775 - 2 - 11939 - 1759 - KLAB05829000225
Matrozen Andries Westbergen en Pieter Abrahams monsteren aan op het schip “Maria Johanna” onder kapitein Jan Lindeboom, en steken in zee richting Porte Prince [Port-au-Prince, Haïti]
[Ze waren gehuurd voor een reis naar Curaçao, maar vooruit....]
Na een voorspoedige reis komen zij daar aan en lossen hun lading op de wal. De Kapitein verordend dan dat het scheepsvolk de geloste goederen “soo op hun schouders als andersints moeten dragen en torssen” naar het pakhuis “dat nog wel 130 voetstappen weg was”.
Dat zware werk viel het scheepsvolk niet mee en ze vroegen aan de kapitein om extra betaald te worden daarvoor, zoals andere kapiteins dat ook deden. De kapitein ging in overleg met de koopman, en ze kwamen overeen het scheepsvolk een extra maandgage te geven, helft na het lossen, helft na het laden.
Na complete lossing vroeg het scheepsvolk om betaling, echter de kapitein kon niet betalen daar de koopman er niet was....
En tijdens de lading vroegen ze het nog een keer, maar de kapitein zei dat hij geen geld los kreeg van de koopman “tot sijn eigen nooddrifft”.
Ondertussen waren er twee zeelieden van een ander schip aan boord gekomen om te kijken of ze wat kleren konden kopen van de bemanning. Een paar zeelieden op de Maria Johanna hadden wel wat overtollig spul om te verkopen, maar de kapitein wou daar niks van hebben, en stuurde die twee terug naar hun eigen schip.
’s Avonds komt Andries, met nog een matroos, na een tripje naar de wal weer terug bij het schip, waarop de stuurman, terwijl Andries nog in de sloep zat, begint te vloeken en te razen “waarom Donder gaat gij op andere schepen om goed van ons boord te brengen?”, waarop Pieter (die aan boord gebleven was) het opnam voor Andries, en dat hij niets genomen had.
De kapitein bemoeit zich er mee en komt met een “ijzere Seffter” op Pieter afgelopen uitroepende “Blixems kind, ik zal u onder de voet stoten!” en sloeg hem met die “Seffter”.
Een worsteling om te voorkomen dat Pieter in het ruim valt, hij pakt de "Seffter" af, en dan krijgt hij ook nog eens een bloedneus geslagen door de stuurman.
De volgende ochtend wilden ze niet aan het werk omdat zij onschuldig geslagen waren, en zij eisten een verklaring waarom. Waarop de kapitein aan de wal ging, en het scheepsvolk gewoon weer hun dagelijkse dingen ging doen, na nog wat gemopper.
De volgende dag komt de kapitein terug aan boord met 10 soldaten in zijn kielzog, en roept Andries en Pieter tot zich: “Maakt u klaer, en gij Abraham ik ontsla u van uw dienst, beveel uw arme Ziel aan God, want gij moet hangen”. De soldaten nemen hen mee en ze worden in de gevangenis gegooid.
Andries verklaart dat Pieter en hij in de gevangenis erge honger geleden hebben, ze kregen 5 “potatters” per dag die zo groot waren dat ze niet in hun mond pasten, of soms een halve papaya. In al deze ellende verzochten ze hun kapitein “allervriendelijkst” hen voor het gerecht te brengen want het is beter “onschuldig de dood [te] ondergaan, dan te sterven van de honger in een gevangenis”, maar dat was tevergeefs.
En wat later hoorden ze dan dat hun schip vertrokken was, met al hun spullen aan boord. De kapitein had hen aan hun lot overgelaten.
Na twee maanden van grote ellende schreven zij een brief aan een andere kapitein, die hen kwam opzoeken en beloofde dat hij hen vrij zou krijgen.
Aldus geschiedde, en op 18 mei 1758 monsteren ze aan op het schip van kapitein Pieter Hendriksz, met bestemming Amsterdam.
Eind goed al goed, denkt u wellicht, maar nee:
Na 5 dagen worden ze genomen door een Engelse kaper, en moesten ze overstappen op het kaperschip.
Dát kaperschip wordt een dag of wat later zèlf genomen door een Franse kaper, en opgebracht naar Caap François [Cap Haïtien, Haïti] waar ons tweetal wéér in het gevang belandt tot 26 december 1758, waarna ze vrijgelaten worden, en op het schip “de Twee Vrienden” [Hoe toepasselijk!], onder kapitein Dirk Zeijler, stappen om naar St Eustatius te gaan.
Dát schip wordt dan op zíjn beurt gekaapt door twee Engelse kapers, en de twee vrienden worden gescheiden, 1 op het ene schip, 1 op het andere, en Andries zit zo’n vier maanden op zijn kaperschip.
Na twee verdere “prijsen” wordt hij door de kapers gedumpt in New York “naakt en beroijt sonder heller oft penning”.
4 weken later wordt hij door een Engelse schipper “gered” en vaart hij met hem naar Amsterdam waar hij dan uiteindelijk op 18 augustus 1759 “naakt, kaal en beroijt” arriveert.
Wat er van Pieter geworden is vermeld het verhaal helaas niet.....
Van Andries kan ik ook verder niks terugvinden, hij wordt Westbergen genoemd, maar tekent als Westberg, en dat is geloof ik een Zweedse achternaam.