'Klein burgerregt' en het leven van schoenmaker Carel van Beem (1804-1865)
Updated at:
Door het woord jouisseren stuitten we op het bijzondere levensverhaal van Carel van Beem (1804-1865).
De aanleiding: hij krijgt in 1859 het ‘klein-burgerregt’ toegewezen van de stad Tiel.
Wat is dat klein burgerrecht, wat levert het op en wat betekent dit voor de hoofdpersoon van deze akte, Carel van Beem?
Allereerst onderzoek naar de akte opgemaakt te Tiel op 6 juli 1859.
Vervolgens volgen we de handel en wandel van Carel van Beem, een man met een, zal blijken, opmerkelijke levensloop.
Borgtogt, Tiel, 6 juli 1859 – RAR 9-9034-Tiel, NL-TlRAR_0009-09034_0006, akte 50
“Gepasseerd door Carel van Beem te Veenendaal in behoeve der stad Tiel ten einde te kunnen jouisseren van het klein burgerregt, aldaar.
In de originele akte stelt Carel van Beem een borg van vijfhonderd gulden ten behoeve van de stad Tiel wegens het verkregen klein burgerrecht op 26 februari 1859.
Vervolgens kan hij jouisseren van het klein burgerrecht – van de rechten kunnen genieten, voortvloeiend uit deze toekenning.
Akte van borgtogt door Carel van Beem, Tiel, 6 juli 1859 – RAR 9-4253, Repertorium notaris J. de Roo, 1812-1859, akte 50
Burgerrecht krijgt men als een persoonlijk recht en wordt verleend door de magistraat van de stad – in dit geval de burgermeester en wethouders van de stad Tiel.
De vergoeding hiervoor verschuldigd aan de stad, geldt als waarborg voor juist gebruik van de rechten, betaling van stadsbestuurders en is een bijdrage aan de kosten voor verdediging van de stad.
In de tijd van Carel van Beem wordt de bijdrage ter bescherming van de stad betaald aan de schutterij van de stad .
Burgerrecht wordt alleen verleend als men al een relatie heeft met een eerder aangenomen burger.
Uitzondering geldt voor kunstenaars en diegenen, waarvan de stad belangrijke diensten verwacht.
Het gewone burgerrecht, ook wel het klein-burgerrecht, is een voorwaarde toe te kunnen treden tot ambten en gilden.
Groot burgerrecht wordt verleend aan koopmannen of schippers, die - in hun kwaliteit van grootburger - handelscontacten onderhouden met andere steden.
Mogelijk wil Carel van Beem in zijn professie als schoenmaker toetreden tot een gilde te Tiel en hiervoor is de toekenning van het klein-burgerregt nodig.
Uit de akte blijkt tevens dat Carel van Beem in Veenendaal woont in juli 1859.
Hij is echter geboren en gedoopt in Tiel.
Doopinschrijving Carel van Beem, Tiel, 4 juli 1805 – RAR 0010-1446 Hervormd Doopboek Tiel 1791-1811, blz. 113
Uit diverse inschrijvingen – met overigens vermelding van diverse geboortejaren uiteenlopend van 1804 tot 1807 – blijkt Carel van Beem geboren in 1804.
Hij is de jongste zoon van drie kinderen van Jan van Beem en Metje de Gooijer.
Zijn vader is zadelmaker – ook een leerbewerker. Ze wonen in 1829 aan het Kloostergat te Tiel.
Inschrijving Kloostergat te Tiel – RAR 0605-3 Bevolkingsregister gemeente Tiel 1829-1837, deel 2, blz. 650
De specifieke woning aan het Kloostergat komt overigens ook naar voren in een onderzoek van de heer P. Schipper (1984).
In een publicatie over het onderzoek in Tabula Batavorum over ‘De bewoning van het Kloostergat’ de naam van Carel van Beem:
“Op het kaartje is de woonsituatie aan het begin van de 19e eeuw te zien. Deze werd gereconstrueerd met behulp van de eerste kadastrale kaart uit ca. 1830 en het "Register van alle huizen, schuren, stallen en erven met derzelver eigenaaren en naastgeërvdens, door de vereede taxateuren van huizen en erven binnen Tiel aan de Magistraat der stad Tiel overgegeven", opgemaakt ca. 1805.”
Tabula Batavorum, Jaargang 2, februari 1984, nummer 1
Tabula Batavorum, Jaargang 2, februari 1984, nummer 1
Plattegrond van Tiel, 1830 – RAR 0650-807 Atlas Regionaal Archief Rivierenland
Uitsnede Plattegrond van Tiel met gemarkeerd het Kloostergat en het huis van Carel van Beem, 1830 – RAR 0650-807 Atlas Regionaal Archief Rivierenland
“Toen in Tiel in 1833 een enorme cholera-epidemie uitbrak, besloot men voor ƒ 582,58 de oude provost (no. 10) en een gebouw daartegenover, grenzend aan het rectorshuis, tot een infirmerie of hospitaal in te richten.”
Tabula Batavorum, Jaargang 2, februari 1984, nummer 1
Met die informatie valt de overlijdensdatum (1833) van Jan van Beem, de vader van Carel van Beem, op in het Bevolkingsregister gemeente Tiel 1829-1837.
Inschrijving Kloostergat te Tiel – RAR 0605-3 Bevolkingsregister gemeente Tiel 1829-1837, deel 2, blz. 650
Carel van Beem blijft in Tiel achter met zijn moeder, Metje de Gooijer, en blijkt bij zijn moeder te blijven wonen, ongehuwd.
Het Kloostergat is overigens niet het enige adres waar Carel van Beem met zijn moeder terug te vinden is.
Carel van Beem is achtereenvolgens ingeschreven op de volgende adressen:
1829-1837 Kloostergat, Tiel
1839 Op de Wal, Tiel schoenmaker
1849 Kleiberg, Tiel, schoenmaker
1850 Voorstad, Tiel – 5 sept 1853 Tiel schoenmaker
Inschrijving Op de Wal, Tiel, 1839 – RAR 0605-7 Volkstellingsregister gemeente Tiel 1839, deel 1, blz. 26
Inschrijving Voorstad, Tiel, 1850 – RAR 0605-14 Bevolkingsregister gemeente Tiel 1850-1861, wijken A t/m C (bladnummers 1-432)
Vanaf 1853 blijkt Carel van Beem regelmatig van woonplaats te wisselen én terug te keren naar Tiel.
Hij vertrekt uit Tiel en lijkt een rondtrekkend bestaan te gaan leiden als schoenmaker of -knecht om in 1857 weer in Tiel terug te keren.
5 sept 1853 – 8 sept 1856 Waardenburg knecht
8 sept 1856 – 20 jan 1857 Varik schoenmakersknecht
20 jan 1857 – 26 okt 1857 Binnenmolensteeg, Tiel schoenmaker
Ter illustratie: Rondtrekkende schoenmaker in Friesland – Zuiderzeecollectie, Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Inschrijving Binnenmolensteeg, Tiel, 1857 – RAR 0605-13 Bevolkingsregister gemeente Tiel 1850-1861, aanvulling wijken D t/m F (bladnummers 433-925)
Inschrijving Binnenmolensteeg, Tiel, 1857 – RAR 0605-13 Bevolkingsregister gemeente Tiel 1850-1861, aanvulling wijken D t/m F (bladnummers 433-925)
Tussen 26 oktober 1857 en 26 februari 1859 – wanneer de stad Tiel Carel van Beem ‘klein-burgerregt’ verleent – is onduidelijk waar hij verblijft.
6 juli 1859 wordt de akte van borgtogt te Tiel opgemaakt met woonplaats Veenendaal.
En dan… een overlijdensakte.
In 1865 blijkt Carel van Beem te zijn overleden, 60 jaar oud, als kolonist te Ommen.
Zijn overlijden wordt aangegeven door twee ‘opzigters in het Gesticht Ommerschans’.
Opmerkelijk, een gesticht.
Op zoek naar de achtergronden ontvouwt een armoedig en triest verhaal rondom dit overlijden.
Overlijdensakte van Karel van Beem, 6 januari 1865 te Ommen als ‘kolonist te Ommerschans’ – Collectie Overijssel locatie Zwolle 0123.10337 Burgerlijke Stand Overijssel, gemeente Ommen, registers van overlijdens
Karel van Beem - dit keer met een k - blijkt ingeschreven in 'de registers van de Maatschappij van Weldadigheid.'
Zijn verblijfplaats: strafkolonie Ommerschans.
Bron: www.kolonienvanweldadigheid.eu
Kolonie van Weldadigheid Ommerschans – geopend in 1819 – doet dienst als strafkolonie.
In 1820 wordt een bedelaarsgesticht geopend in een kazerne van 120 bij 120 meter.
Het gebouw biedt plaats aan 1000 kolonisten, mannen en vrouwen strikt van elkaar gescheiden.
Later breidt de Ommerschans uit tot 2000 bewoners.
Onder het devies “Wie niet werkt, zal niet eten” ontginnen de veroordeelden land en wordt fabrieksarbeid verricht.
De Ommerschans kent onder meer een spinnerij, kleermakerij, schoenmakerij, touwslagerij en manden- en klompenmakerij.
Karel van Beem in Inschrijvingsregisters van veroordeelde bedelaars en vrijwilligers, 1822-1866, deel V – Drents Archief 0137.01-440/1907
Uit de akte opgemaakt bij aankomst van Karel van Beem in Ommerschans valt op te maken dat hij is veroordeeld.
Bedelarij en landloperij zijn strafbaar. Karel houdt zich op in Olst, gemeente Deventer.
Of hij bedelde of geen vaste woonadres had, valt niet op te maken.
Het vonnis wel: zending naar strafkolonie Ommerschans, onderdeel van de Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid.
Binnen een maand na zijn aankomst zal hij overlijden in de kolonie.
Fragment Inschrijvingsregisters van veroordeelde bedelaars en vrijwilligers voor Karel van Beem, 1822-1866, deel V – Drents Archief 0137.01-440/1907
14 december 1864 komt Karel van Beem aan in kolonie Ommerschans, geboren te Tiel met als laatste woonplaats Deventer.
Hij wordt geregistreerd als gereformeerd schoenmaker.
Aannemelijk is zijn professie van belang voor plaatsing in één van de fabrieksinrichtingen. Ommerschans had tenslotte een schoenmakerij.
Fragment Inschrijvingsregisters van veroordeelde bedelaars en vrijwilligers voor Karel van Beem, 1822-1866, deel V – Drents Archief 0137.01-440/1907
Krachtens de Wet van Domicilie van Onderstand uit 1818 ontvangt Karel van Beem als behoeftige armenzorg vanuit zijn geboorteplaats.
In de wet is vastgelegd dat de voorziening geldt tot hij vier jaar of langer elders woonachtig is en daar belasting had betaald.
Uit deze vermelding valt op te maken dat hij sinds opmaak van de akte in juli 1859 te Tiel en de inschrijving op de kolonie Ommerschans in december 1864 teruggekeerd lijkt te zijn in Tiel.
Tussen de twee akten ligt namelijk een periode van zes jaar.
Kort na aankomst in de kolonie Ommerschans overlijdt Karel van Beem.
Hij blijft zijn leven lang ongehuwd, heeft op veel plaatsen verbleven en eindigt – na de toekenning van ‘klein-burgerregt’ in 1859 – in armlastige omstandigheden in één van de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid te Ommerschans, vér van zijn geboortegrond in Tiel.
Kolonie Ommerschans, 1864 – Topotijdreis.nl