Distillateur Gerrit van der Noort wordt tussen twee en drie uur 's nachts wakker van iemand die aanklopt. "Wie is daar?" roept hij uit zijn raam. "Ik ben het," komt het antwoord. "Wie is ik?" vraagt Gerrit, waarop de bezoeker zegt dat hij maar van de stoep op de straat moet komen en het dan wel zal zien.
Kaagschipper Roelof Thijmensz van Zwol, want die is het, wil een fles van Gerrits beste wijn. Als Gerrit vraagt hoe hij daar zo laat kwam, antwoordt Roelof dat hij 'met zijn jol uit 't gasthuijs was gekomen'. Kom overdag, dan drink ik een fles wijn met je, zegt Gerrit, waarop Roelof, slechts gekleed in zijn ondergoed, weg loopt in de richting van de Harlinger steiger, met de woorden: "Dan zal ik met mijn jol naar Onsen Lieven Heer vaaren."
Roelof is een beste kerel, hij heeft zich 'altoos eerlijk, nugter en deugtzaam' gedragen, al heeft hem 'het fortuijn teegen geloopen', verklaren Gerrit en de overige getuigen, maar de laatste tijd is hij hen 'zeer confuus en verwart, off wel bedwelmt van zinnen voorgekomen'.
JOAN CALKOEN 1737-1755 - 1 - Beginner - 11054 - (1740-1740) - NOTS00008000070 - NOTS00008000071