Loting voor de Nationale Militie
Laatst bijgewerkt op:
In onze akten komt regelmatig de Nationale Militie voor.
Akten van remplaçement, nummer(ver)wisseling of verklaringen door miliciens en soms ook hun echtgenoten, verwijzen hiernaar.
Het interessante verhaal achter deze loting voor de Nationale Militie, lees je hier, geillustreerd met de akten, die jullie invoerden.
Miliciens, soldaten van de Nationale Militie, Nationaalarchief.nl
Militaire dienst
Onder Lodewijk Napoleon werd vanaf 1810 ook in ons land de militaire dienstplicht (conscriptie) ingevoerd.
Iedere man van twintig jaar of ouder diende zich te melden voor het Franse Leger.
Na de stichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1814 bleef de dienstplicht gehandhaafd vanuit het 'Reglement van Algemene Volkswapening, Landstorm en Landmilitie'.
In de Grondwet van 29 maart 1814 werd vastgelegd dat van elke honderd inwoners één man aangewezen diende te worden als milicien. Het aantal rekruten werd vervolgens aangevuld met lotelingen.
Op 27 februari 1815 werd de eerste Militiewet van kracht; op 8 januari 1817 vervangen door de 'Wet omtrent de Inrigting der Nationale Militie'.
Na inschrijving als dienstplichtige werd een alfabetische naamlijst opgesteld en ter inzage gepresenteerd, waarna de loting plaatsvond.
Regionaal Archief Rivierenland, Tielsch Stads- en arrondissements-weekblad, 17-02-1854
Regionaal Archief Rivierenland, Tielsch Stads- en arrondissements-weekblad, 23-02-1849
Loting
Met de wet van 1817 ontstond de basis voor de huidige Nederlandse krijgsmacht.
De krijgsmacht bestond onder meer uit beroepsmilitairen, waaronder tot 1829 de buitenlandse huurlegers, en vrijwilligers, aangevuld met ingelote dienstplichtigen.
Iedere mannelijke inwoner moest zich in januari of februari van het jaar waarin hij 19 jaar zou worden, inschrijven in de woongemeente van zijn ouders, ongeacht zijn eigen woongemeente.
In elke gemeente werd afzonderlijk geloot onder leiding van de militiecommissaris, waarbij de loting plaatsvond in een kroeg, herberg, school of op het gemeente- of stadhuis.
Dit lotingssysteem van dienstplichtigen heeft bestaan tot 1938.
Vrijstelling
Wie ingeloot werd, kon proberen vrijstelling te krijgen. Op velerlei wijzen werd geprobeerd aan de dienstplicht te ontkomen.
Mogelijk verwijst de akte met verklaring van 'Franschen dienst' (zie onder) hiernaar.
Een aantal gronden voor vrijstelling waren vooraf vastgesteld.
De minimale lengte was bijvoorbeeld 1,55 meter, kleiner betekende afkeuring.
Ook bij een lichamelijk gebrek of één of meerdere broers die al in dienst waren geweest, kon vrijstelling worden toegewezen. Van één gezin met een even aantal zoons moest de helft in dienst, van een oneven aantal het kleinste deel.
Als student aan een studie Theologie kon men ook een vrijstelling aanvragen.
Tenslotte kwam men in aanmerking, wanneer men kon aantonen te moeten zorgen als kostwinner of mantelzorger voor een familielid.
In de meeste gevallen werd een jaar vrijstelling verleend en moest het volgende jaar opnieuw aangemeld worden. Dit tot een maximum van vijf tot zeven jaren, evenredig aan hoe lang de dienstplicht op dat moment duurde.
Opheusden, 23-06-1821
Verklaring: "gedaan door Jan Stevens van Doesburg en Gijsbert van IJmeren te Opheusden woonachtig, getuigende dat Engelbert Barten in den Jaren achttienhonderd veertien in Franschen dienst is geweest."
Overigens lijkt aannemelijk dat de echtgenote tevens een verklaring per notariële akte liet opmaken met toestemming aan de man als plaatsvervanger in dienst te treden van de Nationale Militie.
Wellicht vanwege het feit dat deze man in dat geval kostwinner was en in principe recht had op vrijstelling.
Rossum, 13-04-1826
Toestemming echtgenoot voor haar man om als plaatsvervanger te dienen in de Nationale Militie.
Vervanging of nummerwisseling
Als er geen reden tot vrijstelling was, kon een vervanger worden aangesteld.
Dit kon een remplaçant zijn, iemand die zich dat jaar niet hoefde aan te melden, of een nummerverwisselaar, iemand die dat jaar was uitgeloot.
De plaatsvervanger meldde zich aan op het lotnummer van de milicien of ruilde zijn eigen lotnummer voor het lagere lotnummer. Van deze plaatsvervanging werd bij notariële akte een contract opgesteld, zoals veelvuldig te zien in onze repertoria.
Het inzetten van een plaatsvervanger was een kostbare aangelegenheid. Dit vervangingssysteem was zo lucratief voor plaatsvervangers, dat het aantal vrijwilligers sterk terugliep. Men verdiende namelijk beduidend meer door zich te laten inkopen als vervanger, dan zich aan te melden als vrijwilliger.
Opmerkelijk gegeven: bij het aanstellen van een plaatsvervanger gold voor de opvolgende broer vervolgens een vrijstelling wegens broederdienst.
Voor de opvolgende broer van de plaatsvervanger zelf gold deze vrijstelling echter niet. Het remplaçantenstelsel is in 1898 afgeschaft en vervangen door de persoonlijke dienstplicht.
Rossum, 28-03-1843
"Contract van nummerverwisseling in de Nationale Militie tusschen Arie Jonas de Raadt wonende te ZaltBoemel en Willem Liebrecht wonende te Rossum, met verbintenis van Aart van Steenbruggen wonende aldaar."
Erg rustig verliepen lotingsdagen overigens niet.
Dronkenschap, oproer en vernielingen kwamen geregeld voor, getuige deze ingezonden brief uit de Tiels(ch)e Courant van 21 februari 1879, waarin wordt verzocht tot versterking onze politiemagt.