Waarvan akte!

Help mee om de archieven van notarissen uit het Gelders rivierengebied beter toegankelijk te maken.

Stand van zaken

  • 17.144 scans
  • 376 deelnemers

  • 14.795
    • 12.6% Onbruikbaar
    • 86.3% Ingevoerd
    • 57.1% Gecontroleerd
    Ingevoerd 98.9%
  • 9.788
    • 12.6% Onbruikbaar
    • 86.3% Ingevoerd
    • 57.1% Gecontroleerd
    Gecontroleerd 69.7%
Meedoen aan dit project

Project info

 
Minte Poldervaart - RAR

Minte Poldervaart - RAR

Akte met onderwijsovereenkomst voor twee kinderen te Culemborg (1812)

Laatst bijgewerkt op: 

Repertorium notaris C. de Ridder - 1812 - RAR 1516-8910-Culemborg

 

Tussen de akten van notarissen met standplaats Culemborg kwam de onderstaande opmerkelijke onderwijsovereenkomst naar voren.

De akte is opgemaakt bij notaris Corneille de Ridder, aldus de schrijfwijze in de Franse Tijd, op 9 januari 1812 door Corneille Wolfraad en Antje Tonus.

 

RAR 1516-8910-Culemborg, NL-TlRAR_1516-08910_0003, akte 3, 9 januari 1812

 

Contract d’arrangement concernant l’education de deux enfants – Corneille Wolfraad demeurant a Amsterdam et Antje Tonus son epouse demeurante a Culemborg”.

 

We vinden Corneille Wolfraad - ook wel Cornelis of kortweg Crijn Wolfraad - terug in het doopboek van de Katholieke Kerk van Culemborg.

 

RAR 0010-415 Katholiek Doop- en Trouwboek Culemborg 1788-1812

 

Op 18 juni 1803 wordt te Culemborg zoon Jacobus gedoopt: "Jacobus filius legitimus Crijn Wolfraad et Anne Thonus..." 

Jacobus wettige zoon van Crijn Wolfraad en Anne Thonus, valt te lezen in de doopinschrijving.

 

Op 12 augustus 1804 wordt een tweede kind gedoopt, een zoon met de naam Hubertus.

 

 

RAR 0010-415 Katholiek Doop- en Trouwboek Culemborg 1788-1812

 

Aannemelijk krijgen Cornelis Wolfraad en Antje Tonus in totaal vier kinderen.

Na Jacobus (1803) en Hubertus (1804) worden tenminste nog twee dochters geboren: Tonia (1807) en Adriana (1813).

 

De zoons Jacobus en Hubertus zijn zeer wel mogelijk de twee kinderen genoemd in de akte uit 1812 - de overeenkomst voor onderwijs aan twee kinderen.

 

 

Bekend is dat Culemborg in 1810 zeker twaalf scholen telde, bestaande uit reguliere en bijzondere scholen.

De onderwijswet van 1801 – niet te verwarren met de leerplichtwet van 1900 – had gezorgd voor een enorme toeloop tot de scholen.

Het doel alle kinderen de mogelijkheid te bieden naar school te gaan, was ruimschoots bereikt en in een aantal jaar breidde het aantal scholen in Culemborg sterk uit.

 

Schoolgebouw en woning van Willem Pieter Marlet, onderwijzer van de Tweede Bijzondere school, gevestigd aan de Markt te Culemborg

Bron: Prent uit Topografisch Historische Atlas Culemborg, blibliotheek RAR

 

"Naast de Hollands-Franse stads-en kostschool bezochten kinderen de Openbare school van de eerste rang met onderwijzer Bastiaan Batenburg, de Openbare Lutherse school, de Openbare school van Liefdadigheid, ofwel de Armenschool, met onderwijzer Van Bruggen en de Eerste Bijzondere School der tweede klasse met onderwijzer S. Hulshof, de Tweede Bijzondere School der tweede klasse met onderwijzer W.P. Marlet en de Derde Bijzondere School der tweede klasse met onderwijzeres C. Döderlein.

Verder waren er nog een aantal zogenaamde ‘kleinkinderscholen’ gedreven door onder andere de schoolhoudsters Wijnanda Vermeer, weduwe Johanna Bollen, weduwe Gessel, weduwe Johanna Pero en Elisabeth Vermeulen.

Bijzondere scholen waren door de wet in twee klassen ingedeeld. De eerste klasse werd gefinancierd door de diaconieën, weeshuizen en het Nut van ‘t Algemeen. Dit soort scholen kwam in Culemborg echter niet voor.

Culemborg had drie bijzondere scholen van de tweede klasse. Deze waren afhankelijk van het schoolgeld van de kinderen."

 

Bron: 'Onderwijs in de 19e eeuw'De Drie Steden, H.H. Huitsing, jaargang 27 nummer 2, 2006, Bibliotheek RAR 0660-175, De Drie Steden: historisch tijdschrift voor Tiel, Buren en Culemborg.

 

 

Bij wet bepaald, werden alle leerlingen verplicht onderwezen in lezen, schrijven, rekenen en lessen in de Nederlandse taal.

Onderwijzers moesten voorgeschreven schoolboeken gebruiken.

Het onderwijs moest neutraal zijn - openbaar - waarmee godsdienstonderwijs niet meer werd gegeven.

Leerlingen kregen klassikaal les; het zogenoemde hoofdelijk onderwijs, waarbij elke leerling individueel les kreeg, werd bij wet verboden.

 

Voorbeeld klaslokaal 19e eeuw – Openluchtmuseum Ellert en Brammert  Bron: Canon van Nederland

 

In een wijziging op de onderwijswet in 1806 werd vastgelegd dat de kwaliteit van het onderwijs in het vervolg werd gecontroleerd door de plaatselijke onderwijscommissie.

Uit een verslag van een rondgang door de onderwijscommissie in 1806 langs diverse scholen in Culemborg vormt zich een beeld van de klassen en lessen.

 

"De Hollandse-Franse stads- en kostschool werd bezocht door de commissievoorzitter de heer Bosch.

Tot zijn genoegen merkte hij dat er stilte in de klas heerste en dat alle leerlingen op hun plaats zaten. Meester Batenburg gaf zelf aan een groep Franse les. Verder was er een les in vaderlandse geschiedenis over het tijdvak van de Hollandse graven. De heer Bosch was tevreden en rapporteerde positief aan de commissie.

De Openbare School van Liefdadigheid, de armenschool, werd bezocht door de heer Renaud. Deze was heel wat minder positief. Het was een grote klas van wel zestig kinderen en er heerste geen stilte en orde. Ook trof hij boeken in de klas aan die daar niet thuis hoorden. De heer Renaud heeft daar de heer Van Bruggen op aangesproken maar niet gecontroleerd of er hierna een verbetering was ingetreden.

De Eerste Bijzondere School der tweede klasse werd ook door de heer Hoijtema bezocht. Hier werd schrijven en rekenen gegeven. De heer Hoijtema was absoluut niet tevreden met de kwaliteit van lesgeven. Ook vond hij de kinderen niet netjes genoeg.

De Derde Bijzondere School der tweede klasse werd tevens bezocht door de heer Hoijtema. Deze school telde elf leerlingen. Zes van deze leerlingen waren in de kost. In de ochtend gaf Catharina Döderlein Frans en twee keer per week aardrijkskunde. In de middag werd er handwerken gegeven."

 

Bron: 'Onderwijs in de 19e eeuw'De Drie Steden, H.H. Huitsing, jaargang 27 nummer 2, 2006, Bibliotheek RAR 0660-175, De Drie Steden: historisch tijdschrift voor Tiel, Buren en Culemborg.

 

 

Waar de kinderen van Cornelis Wolfraad en Antje Tonus precies onderwijs kregen, lijkt niet te achterhalen.

Wel duiken Jacobus en zijn ouders in 1829 op in Amsterdam.

 

Noord-Hollands Archief - 358.6-96 Huwelijksakten van de gemeente Amsterdam, 1829

 

 

In deze huwelijksakte wordt het huwelijk van oudste zoon Jacobus Wolfraad vermeld te Amsterdam op 27 mei 1829.

Waar volgens de akte van 1812 vader Cornelis al verbleef in Amsterdam, zijn in 1829 zowel zoon Jacobus als zijn beide ouders woonachtig in Amsterdam.

Dochter Tonia verblijft op dat moment in Culemborg. Van zoon Hubertus is (nog) niets terug te vinden en dochter Adriana blijkt eerder overleden, twee maanden oud.

 

Ook te lezen: Jacobus en zijn vader Cornelis – inmiddels 45 jaar oud – zijn blijkens de huwelijksakte beiden metselaarsknecht.